Je eigen boekje maken

Vouwbeen, Jaargang 10, nummer 2, 1999

door Constant Lem

Voor de schrijver van boekbindhandleidingen is er altijd het dilemma: wat moet je de lezer vertellen, en waarvan mag je veronderstellen dat hij het al weet?
Van lezers van Vouwbeen bijvoorbeeld kun je enige kennis verwachten, maar hoeveel precies, het blijft een gok. Vouwbeen wordt gelezen door beginnende amateurs, maar ook door binders die al decennia min of meer professioneel hun vak uitoefenen.
Voor de een kan het heel nuttig zijn te lezen hoe je -ik noem maar wat- gaas op de rug aanbrengt, met wat voor lijm, en wat de precieze afmetingen van dat gaas zijn,
voor een ander kun je volstaan met een formulering als 'na de overlijming van de rug' of, nog terloopser, 'na afwerking van het boekblok'.
Overwegingen over wat de lezer verteld moet worden, kunnen het de schrijver van een boekbindhandleiding knap lastig maken. Hoe uitgebreid of beperkt een handleiding ook is, zij moet in elk geval exact zijn, geen slordigheden bevatten en er mogen, zeker voor beginnende binders, geen beschrijvingen in staan die voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Geen groter ergernis dan een beschrijving die niet klopt of waarvan de lezer na veel proberen en veel mislukkingen moet concluderen: waarschijnlijk bedoelde de schrijver dit en dat, waarom schrijft hij dat dan niet op? 

Er is nu een boekje verschenen dat geschreven is voor mensen dit nog nooit een boek gebonden hebben, aan wie dus alles moet worden uitgelegd en die geen moment ook maar half de verkeerde kant mogen worden uitgestuurd.
Het beschrijft de basistechnieken voor het maken van een bandzetter met rechte rug, maar dan wel zo minutieus, zo uitgebreid, dat een kind de was kan doen.
Het is dan ook voor kinderen geschreven. Het heet:
'Je eigen boekje maken. In 100 stappen papier vouwen, naaien en inbinden; een handleiding voor kinderen vanaf 10 jaar'.

Het is de meest complete basishandleiding die ik ooit onder ogen heb gehad.
'Je eigen boekje maken' werd geschreven door Ine van den Broek - van Hilst, in zeer nauwe samenwerking met Fem Brugman-Brugge. Deze boekbindende vriendinnen hebben jarenlang hun liefde voor het boekbinden op meer dan 300 kinderen van drie basisscholen overgebracht. Omdat het enthousiasme van de kinderen geen grenzen kende en ze na de boekbindlessen ook thuis nog wel eens een boek wilden maken, heeft Ine van den Broek - van Hilst een boekje geschreven waarmee de kinderen voortaan zelf aan de slag konden. Uitgangspunt daarbij was 'zo veel mogelijk materialen te verwerken, die anders toch maar weggegooid worden'.
Zo vindt de lezer bij de beschrijving van het ruggebord de suggestie gebruik te maken van karton van bijv. panty-verpakkingen, pakken rijst, koeken, e.d.'.
Ook werd er kennelijk voor gekozen dat alleen met gereedschappen wordt gewerkt die in ieder huishouden aanwezig zijn (een vouwbeen wordt niet gebruikt), en handelingen die al te veel organisatie vergen of het huishouden ernstig zouden ontregelen worden achterwege gelaten (het boekblok wordt niet afgeklopt).
De werkzaamheden worden eenvoudig gehouden: niet het maken van een perfect boekje lijkt voorop te staan, maar het maken van een boekje waarbij zo weinig mogelijk mis kan gaan. Zo wordt nooit het bekledende materiaal ingesmeerd, maar steeds de band en bij het afmeten en aanbrengen van de linnen hoekjes gaat de schrijfster onorthodox maar inventief te werk.

De grote kracht van dit boekje is zijn overzichtelijke uitgebreidheid. Iedere term wordt verklaard en iedere stap wordt beschreven. En niet alleen beschreven: steeds wordt naar een vorige stap verwezen als de schrijfster vermoedt dat het geheugen van de lezer even opgefrist moet worden. En dat gebeurt in heldere taal en met groot inzicht in de belevingswereld van de beginnende boekbinder.
Bij het maken van de schutbladen bijvoorbeeld: 'zoek geschikt schutbladpapier uit (denk aan wat ik over dit papier schreef op blz. 9 en 11)'. Of bij het opstoten van het boekblok ('lees over "gelijk stoten" nog eens punt 1 op blz. 21').

De stapsgewijze handleiding staat steeds afgedrukt op de rechterpagina die op de linkerpagina wordt ondersteund door zeer instructieve kleurenfoto's en werk-tekeningen: als de tekst op de rechterpagina nog vragen openliet worden die op de linkerpagina ondubbelzinnig beantwoord. De bijschriften bij de foto's verwijzen ook weer, in steeds bemoedigende bewoordingen, naar wat in de eigenlijke instructie vermeld wordt.
Vragen als 'hoe zat het ook al weer met..' of 'waar stond nou toch hoe je...' is de schrijfster steeds vóór. Slechts een enkele keer wordt de lezer in verwarring gebracht, bijvoorbeeld als, bij wijze van illustratie verwezen wordt naar het boekje zelf.
Zo wordt in de tekst gesproken van aangeplakte schutbladen die 'Je eigen boekje maken' niet heeft (miscommunicatie met de uitgever, vermoedelijk).
Ook het feit dat het ruggebord van dit boekje ongeveer vijf keer zo dik is als dat van de verpakking van een panty of het karton van een pak rijst zou verwarring kunnen scheppen (bovendien kun je je afvragen of dat wel dik genoeg zou zijn voor een bandzetter met rechte rug). Soms blijft een enkel punt (13, naaidraden afhechten) onduidelijk, soms wordt een discutabel advies gegeven (een schaar met scherpe punten) en een enkele tekening is niet geheel correct (inslagen, pag. 54).
Maar dit is detailkritiek, volstrekt ondergeschikt aan mijn bewondering en waardering voor dit boekje.

'Je eigen boekje maken' is een handleiding die ik iedereen, ook volwassenen, zou kunnen aanraden die wil beginnen met boekbinden als hobby, zonder de directe aanwezigheid van een docent. Wat een vouwbeen is en hoe je een rug afklopt hoort hij dan later nog wel eens.